1

Ambassadeurs voor de opleiding

De nieuwe afgestudeerden van de opleiding “Behoudsmedewerker Erfgoed” aan het VSPW (bibliotheekschool) in Gent zijn, net zoals hun voorgangers, de beste ambassadeurs voor deze opleiding: gemotiveerd, onderlegd en klaar om aan het werk te gaan.

foto 1

Foto: de nieuwe afgestudeerden schooljaar 2015-2016 (Gent) - (VSPW)

Hoe het begon?

De opleiding “Behoudsmedewerker Erfgoed” zag het licht in 2010. Het was het resultaat van een intense samenwerking tussen Faro, de Dienst Collectiebeleid van de stad Antwerpen, de Musea Brugge, het OCMW-archief Brugge, het Felixarchief Antwerpen, het Fotomuseum Antwerpen, de provinciale museumconsulent Oost-Vlaanderen, De Zilveren Passer Consultancy en de Vormingsleergangen voor Sociaal en Pedagogisch Werk (VSPW) in Gent.

Het initiatief werd in 2008 reeds genomen door Faro, die de VSPW benaderde met de vraag voor deze opleiding, dit naar aanleiding van de persistente vraag van musea en andere culturele instellingen voor een kwalitatieve opleiding in behoud en beheer voor cultureel erfgoed. Dit was de aanzet voor een opleiding preventieve conservering, gericht op de bescherming van cultureel erfgoed zonder aan de stukken zelf te werken.

Deze vraag werd gericht naar de VSPW omdat er reeds ervaring was met modules preventieve conservering in de opleidingen Graduaat Bibliotheekwezen en Initiatie Archiefkunde.

De VSPW leverde het administratieve en pedagogische kader voor deze volledig nieuw te ontwikkelen opleiding. Input over de culturele instelllingen, hun visie, hun collecties en verwachtingen werd aangeleverd door de verenigingen uit het middenveld en Faro. De adviezen omtrent de structurele inhoud van de opleiding waren grotendeels voor rekening van Guy De Witte van De Zilveren Passer omwille van zijn professionele ervaring in dit vakgebied als consulent en lesgever. De hele ontwikkeling van de opleiding met het opstellen van inhoud, methodieken, compententieprofielen en alle andere facetten die een rol spelen bij het opzetten van een kwalitatieve opleiding nam 2 jaar in beslag.

In 2010 werd de opleiding voor het eerst georganiseerd. De school diende een aanvraag in tot erkenning van de opleiding bij het Ministerie van Onderwijs. Het opleidingsprofiel en het leerplan voldeden aan alle voorwaarden en in 2011 volgde de officiële erkenning van deze nieuwe opleiding, niet evident in een periode waarin schaars werd omgesprongen met nieuwe erkenningen. Wie afstudeert krijgt nu een “Certificaat Behoudsmedewerker Erfgoed”

Op 2 juli 2011 ontvingen onze eerste 6 Behoudsmedewerkers Erfgoed hun certificaat. Dit was de beloning voor een heel jaar hard werken. Maar ook voor de school en de docenten was dit een mooie dag.

foto 2

Foto: De eerste afgestudeerde behoudsmedewerkers in 2011 (Gent) (Guy De Witte)

Behoudsmedewerker Erfgoed: taakomschrijving

De Behoudsmedewerker Erfgoed in een culturele instelling is de persoon (man of vrouw) die, over het algemeen, de meeste kennis heeft over de bewaringstoestand van de aanwezige collecties op korte en langere termijn. Hij komt dagelijks in contact met de objecten en de bewaringsruimten en is diegene die het eerst de veranderingen in bewaringsomstandigheden detecteert. Door zijn kennis is hij in staat te oordelen over mogelijke risico’s voor de collecties en de eventuele stappen die zich opdringen om (verdere) schade te voorkomen. De Behoudsmedewerker bezit een grote basiskennis die hem ook toelaat in te schatten wanneer het probleem zijn mogelijkheden overstijgt en hij verder advies moet inwinnen.

De kennis van de Behoudsmedewerker is gestoeld op 3 pijlers die doorheen de opleiding constant worden aangehouden:

  • Kennis van de materialen en de samenstelling van collectiestukken. Hierdoor kan hij beter inschatten hoe objecten zullen reageren op veranderende bewaringsomstandigheden.
  • Kennis van de oorzaken van verval van de verschillende materialen en objecten. Dit laat hem onder andere toe risico’s te voorzien, te beperken of te vermijden.
  • Kennis van de preventieve conservering in verband met de collecties en de bewaringsruimten. Dit laat hem toe oplossingen te voorzien, maatregelen te nemen of hulp in te roepen waar nodig om de collecties optimaal te beschermen.

Methodiek

In de opleiding worden, naargelang de modules, volgende elementen voorzien

  • Theoretische opleiding
  • Praktische opleiding
  • Studie-opdrachten in een bestaande collectie
  • Studiebezoeken

Al deze elementen maken onlosmakelijk deel uit van de opleiding en van de studenten wordt verwacht dat ze zich engageren in al deze aspecten.

SONY DSC

Foto: Praktijkoefeningen in de les Art Handling - (VSPW)

foto 4

Foto: Studiebezoeken zijn geïntegreerd in de modules - (VSPW)

Programma:

De opleiding bestaat uit 6 modules van 40 uur.

  • Module 1: Oriëntatie erfgoedsector (Coördinator: Willy Le Loup)
    • Inleiding tot de erfgoedsector: archieven, bibliotheken, musea
    • Terminologie en wetgeving
    • De functie van erfgoedmedewerker
    • Algemene schade-oorzaken voor collecties
  • Module 2: Materialen 1 (Coördinator: Guy De Witte)
    • Leder en perkament
    • Papier: documenten en boeken
    • Grafische technieken
    • Textiel
    • Risicofactoren specifiek voor deze materialen
  • Module 3: Materialen 2 (Coördinator: Jürgen Vanhoutte)
    • Schilderijen
    • Hout, glas,
    • Keramiek en steen
    • Natuurhistorische collecties
    • Risicofactoren specifiek voor deze materialen
  • Module 4: Materialen 3 (Coördinator: Ann Deckers)
    • Optische en Magnetische media
    • Foto en film
    • Metalen
    • Kunststoffen
    • Risicofactoren specifiek voor deze materialen
  • Module 5: Bewaaromgeving (Coördinator: Guy De Witte)
    • Fysieke bewaaromgeving
    • Bewaaromstandigheden
    • Verpakkingsmaterialen
    • Meubilair
    • Calamiteitenplanning
    • Depothygiëne
    • Lesopdracht voor studenten
  • Module 6: Omgaan met de collectie (Coördinator: Conrad Willems)
    • Persoonlijke veiligheid
    • Veiligheid objecten: manipulatie en transport
    • Tentoonstelllingsopbouw en -afbraak

Voor een uitgebreid overzicht van het programma zie

http://www.vspw.be/opleidingen/bibliotheekschool/behoudsmedewerker_erfgoed)

Docenten

Alle docenten zijn aangezocht voor deze opleiding omwille van hun expertise in de specifieke materie waarin ze les geven. Dikwijls zijn ze ook verbonden aan gerenommeerde instellingen. Hieronder volgt een alfabetisch overzicht.

Bosmans Phaedra (CRKC)

Cauberghs Sabine (Fotomuseum Antwerpen)

Cleeren Natalie (zelfstandig consulent en archeologe)

Deckers Ann (Fotomuseum Antwerpen)

De Witte Guy (De Zilveren Passer Consultancy)

Huycke Sara (Erfgoedcel Kusterfgoed)

Kockelkoren Griet (KIK-IRPA)

Le Loup Willy (ereconservator Musea Brugge)

Van Eenhooge Shirin (KIK-IRPA)

Vanhoutte Jurgen (Faro)

Vermote Michel (Amsab)

Willems Conrad (zelfstandig consulent art handling)

Adressen

De opleiding Behoudsmedewerker Erfgoed wordt ingericht in 2 Centra voor Volwassenenonderwijs:

  • In Gent

Auteur: Guy De Witte

Onze Sponsors

cami_nv_logo  truvue-weblogo

LOGO DE ZILVEREN PASSER

Atomen vormen moleculen door middel van hun elektronen. Elektronen bewegen razendsnel doorheen de atomen waardoor het onmogelijk te bepalen is waar een elektron zich op een bepaald moment bevindt. Er is alleen een statistische zekerheid dat elektronen in een bepaalde zone rond de atoomkern aanwezig zijn. Welke zone dit is hangt af van de hoeveelheid energie die het atoom op een bepaald moment bezit.

De verschillende zones in het atoom zou men kunnen vergelijken met een ajuin, waarbij elke schil een afgebakende zone is waarin elektronen zich kunnen bevinden. Op de binnenste schil, het dichtst bij de atoomkern is slechts plaats voor 2 elektronen. Voor H (waterstof) met 1 elektron en He (helium) met twee elektronen is dat geen probleem. Er is plaats genoeg. Maar voor Li (lithium) met 3 elektronen is er een andere oplossing nodig. Het derde elektron verhuist dan naar de volgende schil die meer naar buiten ligt. Op deze 2de schil kunnen 8 elektronen en dat is ook het geval met de 3de schil. De 4de en 5de schil kunnen 18 elektronen bevatten en de 6de 32 elektronen.

Lithium - Pumbaa

Foto:  Lithium atoom - auteur: Pumbaa

Telkens een schil vol zit gaan de overige elektronen naar een volgende schil. Zo heeft chloor met 17 elektronen, 2 elektronen op de 1ste schil, 8 op de 2de en 7 op de 3de schil. Hoe groter het aantal schillen hoe groter de diameter van het atoom. Zo is de diameter van een koolstofatoom (6 elektronen) slechts de helft van dat van een atoom goud (79 elektronen).

Atomen streven er steeds naar een volle elektronenschil te hebben. Ze doen dit door electronen op te nemen, af te staan of te delen met andere atomen. Het is dit mechanisme waardoor chemische reacties kunnen optreden en moleculen ontstaan.

Covalente binding

Nemen we het voorbeeld van de molecule methaan. Methaan bestaat uit 1 koolstofatoom (C) en 4 atomen waterstof (H). Koolstof heeft 6 elektronen, waarvan 2 op de binnenste schil en 4 vrije elektronen op zijn buitenste schil (2de schil met maximum 8 elektronen) Koolstof komt dus 4 elektronen tekort om een volledige buitenschil te hebben. Waterstof heeft 1 elektron in zijn buitenste schil (1ste schil met maximum 2 elektronen). Het atoom koolstof heeft 4 atomen waterstof nodig om zijn schil volledig te maken (4 + 4x1=8). Waterstof heeft slechts 1 elektron nodig om zijn schil te vervolledigen. Het atoom koolstof vormt dus met 4 waterstofatomen 4 elektronenparen waardoor alle buitenste schillen vol zijn en methaan een stabiele molecule vormt.

hydrocarbon-methane

Foto: Methaan molecule - auteur niet gevonden

Deze vorm van binding noemen we “covalente binding”. De elektronen worden, op een gelijkwaardige basis, gedeeld tussen het koolstofatoom en de 4 waterstofatomen waardoor elk atoom, ondanks de bewegingen van de elektronen, steeds beschikt over een volledige buitenste schil (2 elektronen voor H, 8 elektronen voor C). De molecule heeft dus géén vrije plaatsen meer en is in evenwicht. Ze heeft geen behoefte meer aan nieuwe relaties en vormt een stabiele eenheid. Pas bij hevige botsingen of bij toevoer van voldoende externe energie kunnen de bindingen verbroken worden. Er ontstaat dan een chemische reactie. Dit is wat er gebeurt bij het verbranden van methaan dat wij gebruiken als aardgas.  Methaanmoleculen hebben onderling weinig aandacht voor elkaar. Ze leven in een los verband die we gasvorm noemen.

aardgas essent

Foto: Verbranding methaangas - auteur: Essent energie

Wanneer we de molecule water bekijken zien we iets anders gebeuren. Water bestaat uit 1 atoom zuurstof met 8 elektronen, (waarvan 2 op de binnenste schil en 6 op de buitenste schil) en 2 atomen waterstof (met 1 elektron op de buitenste schil). Zuurstof heeft dus 2 elektronen nodig om zijn buitenste schil te vervolledigen. Maar zuurstof is nogal dominant en het deelt de electronen niet op een gelijkwaardige basis. Het zuurstof atoom gaat zich tussen de 2 waterstofatomen nestelen en trekt in feite de elektronen van de waterstofatomen naar zich toe, zodat deze dichter bij de kern van de zuurstof komen dan zou gebeuren bij methaan. Het gevolg is dat het waterstofatoom, omdat het een negatief elektron voor een stuk verliest, een kleine positieve lading krijgt. Het omgekeerde is waar voor de zuurstof. Omdat dit atoom 2 negatieve elektronen naar zich toe trekt, krijgt het een meer negatieve lading. We weten dat gelijke ladingen elkaar afstoten en tegengestelde ladingen elkaar aantrekken. Doordat er in water 2 positieve atomen zitten gaan deze wat verder van elkaar liggen. Dit is te zien op de onderstaande voorstelling van water. Dit effect noemen we “polariteit” en dergelijke moleculen noemen we “polair”. Polariteit heeft een effect op de eigenschappen van de molecule.

Dan Craggs-water pl-olarity1.svg

Foto: Water polariteit - auteur: Dan Craggs

Zo gaan watermoleculen elkaar aantrekken omdat de negatieve zuurstof van de ene molecule de positieve waterstoffen van een andere watermolecule gaan aantrekken. Hierdoor worden onderlinge verbindingen gevormd die we “waterstofbruggen” noemen. Het zijn deze waterstofbruggen die mee vorm geven aan de inwendige structuur van cellulose en verantwoordelijk zijn voor het binden van water in bijvoorbeeld papier.

Qwerter-model_hydrogen_bonds_in_water.svg

Foto: waterstofbruggen - auteur Qwerter

Covalente bindingen zijn meestal vrij zwakke bindingen. De meeste moleculen met covalente bindingen komen voor onder de vorm van een vloeistof of een gas. De stoffen die ze vormen hebben meestal relatief lage smelt- en kooktemperaturen.

Guy De Witte

Onze sponsors:

cami_nv_logo   truvue-weblogo

LOGO DE ZILVEREN PASSER

1

Wie actief is in de wereld van de conservering moet onvermijdelijk taalvaardig genoeg zijn om de internationale publicaties te kunnen raadplegen. Veel van deze publicaties worden niet in het Engels en zeker niet in het Nederlands gepubliceerd. Dit betekent dat het belangrijk is dat er in internationale context een universele terminologie wordt gehanteerd.

Ofschoon in de laatste decennia in de verschillende talen een verwante terminologie werd gebruikt was het niet altijd duidelijk wat er precies onder deze begrippen begrepen werd. Dit gaf soms aanleiding tot verwarring en misverstanden, zaken die vooral duidelijk werden op internationale congressen en bij internationale contacten.

Om de verwarring aan aan banden te leggen stelde het Committee for Conservation van de International Council of Museums (ICOM-CC) een aantal termen voor die internationaal konden worden gebruikt. Deze terminologie werd op de 15de Driejaarlijkse Conferentie van ICOM-CC in Delhi (India) in 2008 door de aanwezige leden aangenomen en wordt nu in alle huidige contacten en literatuur gehanteerd. De terminologie werd goedgekeurd voor het Engels en het Frans en is ondertussen vertaald in het Spaans en tal van andere talen en geraakt stilaan ingeburgerd.

De algemene term “conservering” wordt door ICOM-CC gedefinieerd als:

all measures and actions aimed at safeguarding tangible cultural heritage while ensuring its accessibility to present and future generations. Conservation embraces preventive conservation, remedial conservation and restoration. All measures and actions should respect the significance and the physical properties of the cultural heritage item.”

Het komt er dus op neer dat “alle maatregelen en acties die genomen worden om fysiek cultureel erfgoed veilig te stellen met de bedoeling om de toegankelijkheid ervan voor de huidige en toekomstige generaties te vrijwaren” onder de noemer “conservering” kunnen gerangschikt worden.

Het algemene begrip “conservering” wordt onderverdeeld in 3 termen die elk een specifieke lading dekken.

  • Preventive conservation
  • Remedial conservation
  • Restoration

Bovendien moeten alle getroffen maatregelen rekening houden met de “betekenis” en de eigenschappen van het cultureel erfgoed. We komen hierop nog terug als we het hebben over de historische en materiële context van cultureel erfgoed.

In het Frans werden de volgende termen weerhouden:

  • Conservation préventive
  • Conservation curative
  • Restauration

In het Nederlands wordt dit vertaald naar:

  • Preventieve Conservering
  • Curatieve Conservering
  • Restauratie

Ook  het Duits, het Italiaans en het Spaans refereren naar een eenzelfde terminologie van "preventieve" en "curatieve" conservering.

Deze terminologie is te vergelijken met deze in de geneeskunde, waar eveneens een preventief luik en een curatief luik aanwezig zijn. In de geneeskunde is preventie een zaak van iedereen, terwijl het genezen of stabiliseren van processen een zaak is een zaak van specialisten. Dit onderscheid vinden we ook terug in de conservering. In ruime zin kan conservering beschouwd worden als gezondheidszorg voor cultureel erfgoed.

In een volgend bericht leggen we het verschil uit tussen preventieve conservering, curatieve conservering en restauratie aan de hand van voorbeelden en foto’s.

SPONSORS

cami_nv_logo     truvue-weblogo

LOGO DE ZILVEREN PASSER

1

Wie artikels over conservering van de laatste 20 jaren doorneemt wordt geconfronteerd met een waaier aan termen die te maken hebben met het bewaren van erfgoed. We willen proberen hierin klaarheid te brengen en zetten een aantal zaken op een rijtje.

Conservering versus conservatie

In Nederland worden de termen “preservering”, “conservering” en “restauratie” gebruikt om de verschillende facetten van het behoud van kunst en cultureel erfgoed te omschrijven.

In Vlaanderen worden sinds lang de termen “preservatie”, “conservatie” en “restauratie” gebruikt. De laatste jaren is er een evolutie naar het gebruik van de Nederlandse terminologie omdat deze gevolgd wordt door instellingen zoals Faro en de Vlaamse Erfgoedbibliotheek.

Het “Dikke Van Dale” woordenboek (2015) definieert “conservatie” als “bewaring, behoud, instandhouding” afgeleid van het Latijn “conservatio”. De term “conservering” is in het woordenboek niet opgenomen.

Het gebruik van de Vlaamse termen is dus taalkundig verantwoord. Deze termen zouden zijn afgeleid uit het Franse “préservation”, “conservation” en “restauration”, maar kunnen evengoed afgeleid zijn uit het Engelse “preservation”, “conservation” en “restoration”.

De Nederlandse terminologie leunt taalkundig aan bij het Duitse “Preservierung”, “Konservierung” en “Restaurierung”, al kiezen de Nederlanders in het laatste geval voor “restauratie” wat dan wel afwijkt van de brontaal. De Duitsers kennen ook nog de term “Konservation” die wel minder gebruikt wordt.

Voor onze blog hebben we geopteerd om de term “conservering” te gebruiken omdat we op die manier zowel Vlaanderen als Nederland kunnen bereiken. De term “conservatie” blijft echter een legitieme term die zonder problemen verder kan gebruikt worden.

cami_nv_logo  LOGO DE ZILVEREN PASSER