Atomen vormen moleculen door middel van hun elektronen. Elektronen bewegen razendsnel doorheen de atomen waardoor het onmogelijk te bepalen is waar een elektron zich op een bepaald moment bevindt. Er is alleen een statistische zekerheid dat elektronen in een bepaalde zone rond de atoomkern aanwezig zijn. Welke zone dit is hangt af van de hoeveelheid energie die het atoom op een bepaald moment bezit.

De verschillende zones in het atoom zou men kunnen vergelijken met een ajuin, waarbij elke schil een afgebakende zone is waarin elektronen zich kunnen bevinden. Op de binnenste schil, het dichtst bij de atoomkern is slechts plaats voor 2 elektronen. Voor H (waterstof) met 1 elektron en He (helium) met twee elektronen is dat geen probleem. Er is plaats genoeg. Maar voor Li (lithium) met 3 elektronen is er een andere oplossing nodig. Het derde elektron verhuist dan naar de volgende schil die meer naar buiten ligt. Op deze 2de schil kunnen 8 elektronen en dat is ook het geval met de 3de schil. De 4de en 5de schil kunnen 18 elektronen bevatten en de 6de 32 elektronen.

Lithium - Pumbaa

Foto:  Lithium atoom - auteur: Pumbaa

Telkens een schil vol zit gaan de overige elektronen naar een volgende schil. Zo heeft chloor met 17 elektronen, 2 elektronen op de 1ste schil, 8 op de 2de en 7 op de 3de schil. Hoe groter het aantal schillen hoe groter de diameter van het atoom. Zo is de diameter van een koolstofatoom (6 elektronen) slechts de helft van dat van een atoom goud (79 elektronen).

Atomen streven er steeds naar een volle elektronenschil te hebben. Ze doen dit door electronen op te nemen, af te staan of te delen met andere atomen. Het is dit mechanisme waardoor chemische reacties kunnen optreden en moleculen ontstaan.

Covalente binding

Nemen we het voorbeeld van de molecule methaan. Methaan bestaat uit 1 koolstofatoom (C) en 4 atomen waterstof (H). Koolstof heeft 6 elektronen, waarvan 2 op de binnenste schil en 4 vrije elektronen op zijn buitenste schil (2de schil met maximum 8 elektronen) Koolstof komt dus 4 elektronen tekort om een volledige buitenschil te hebben. Waterstof heeft 1 elektron in zijn buitenste schil (1ste schil met maximum 2 elektronen). Het atoom koolstof heeft 4 atomen waterstof nodig om zijn schil volledig te maken (4 + 4x1=8). Waterstof heeft slechts 1 elektron nodig om zijn schil te vervolledigen. Het atoom koolstof vormt dus met 4 waterstofatomen 4 elektronenparen waardoor alle buitenste schillen vol zijn en methaan een stabiele molecule vormt.

hydrocarbon-methane

Foto: Methaan molecule - auteur niet gevonden

Deze vorm van binding noemen we “covalente binding”. De elektronen worden, op een gelijkwaardige basis, gedeeld tussen het koolstofatoom en de 4 waterstofatomen waardoor elk atoom, ondanks de bewegingen van de elektronen, steeds beschikt over een volledige buitenste schil (2 elektronen voor H, 8 elektronen voor C). De molecule heeft dus géén vrije plaatsen meer en is in evenwicht. Ze heeft geen behoefte meer aan nieuwe relaties en vormt een stabiele eenheid. Pas bij hevige botsingen of bij toevoer van voldoende externe energie kunnen de bindingen verbroken worden. Er ontstaat dan een chemische reactie. Dit is wat er gebeurt bij het verbranden van methaan dat wij gebruiken als aardgas.  Methaanmoleculen hebben onderling weinig aandacht voor elkaar. Ze leven in een los verband die we gasvorm noemen.

aardgas essent

Foto: Verbranding methaangas - auteur: Essent energie

Wanneer we de molecule water bekijken zien we iets anders gebeuren. Water bestaat uit 1 atoom zuurstof met 8 elektronen, (waarvan 2 op de binnenste schil en 6 op de buitenste schil) en 2 atomen waterstof (met 1 elektron op de buitenste schil). Zuurstof heeft dus 2 elektronen nodig om zijn buitenste schil te vervolledigen. Maar zuurstof is nogal dominant en het deelt de electronen niet op een gelijkwaardige basis. Het zuurstof atoom gaat zich tussen de 2 waterstofatomen nestelen en trekt in feite de elektronen van de waterstofatomen naar zich toe, zodat deze dichter bij de kern van de zuurstof komen dan zou gebeuren bij methaan. Het gevolg is dat het waterstofatoom, omdat het een negatief elektron voor een stuk verliest, een kleine positieve lading krijgt. Het omgekeerde is waar voor de zuurstof. Omdat dit atoom 2 negatieve elektronen naar zich toe trekt, krijgt het een meer negatieve lading. We weten dat gelijke ladingen elkaar afstoten en tegengestelde ladingen elkaar aantrekken. Doordat er in water 2 positieve atomen zitten gaan deze wat verder van elkaar liggen. Dit is te zien op de onderstaande voorstelling van water. Dit effect noemen we “polariteit” en dergelijke moleculen noemen we “polair”. Polariteit heeft een effect op de eigenschappen van de molecule.

Dan Craggs-water pl-olarity1.svg

Foto: Water polariteit - auteur: Dan Craggs

Zo gaan watermoleculen elkaar aantrekken omdat de negatieve zuurstof van de ene molecule de positieve waterstoffen van een andere watermolecule gaan aantrekken. Hierdoor worden onderlinge verbindingen gevormd die we “waterstofbruggen” noemen. Het zijn deze waterstofbruggen die mee vorm geven aan de inwendige structuur van cellulose en verantwoordelijk zijn voor het binden van water in bijvoorbeeld papier.

Qwerter-model_hydrogen_bonds_in_water.svg

Foto: waterstofbruggen - auteur Qwerter

Covalente bindingen zijn meestal vrij zwakke bindingen. De meeste moleculen met covalente bindingen komen voor onder de vorm van een vloeistof of een gas. De stoffen die ze vormen hebben meestal relatief lage smelt- en kooktemperaturen.

Guy De Witte

Onze sponsors:

cami_nv_logo   truvue-weblogo

LOGO DE ZILVEREN PASSER

Atomen worden ook “elementen” genoemd omdat ze de fundamentele bouwstenen zijn die de natuur gebruikt om leven te scheppen en grondstoffen te produceren. Het zijn de eigenschappen, de affiniteiten, de mogelijkheden en beperkingen van deze atomen die mee bepalen welke verbindingen ze aangaan om “moleculen” te vormen. Andere factoren die een rol spelen zijn de fysische omgevingsfactoren waarin deze atomen voorkomen, de aanwezigheid van energie of van stoffen die interacties bevorderen of versnellen.

Niet alleen de natuur, maar ook de mens, gebruikt atomen om nieuwe moleculen te produceren. De nieuwste tak in de wetenschap die zich daarmee bezighoudt is de “nanowetenschap”. De praktische toepassing van deze wetenschap noemen we “nanotechnologie”.

De nieuwe materialen en structuren die zo gevormd worden, worden opgebouwd uit afzonderlijke atomen die aan elkaar gekoppeld worden. De grootte van deze deeltjes is minder dan 100 nanometer, vandaar de naam nanotechnologie (1 nanometer = een miljardste van een meter = 10-9 meter of 0,000 000 001 meter). Deze nieuwe materialen hebben andere eigenschappen dan deze die spontaan in de natuur voorkomen of in de traditionele industrie worden gebruikt. Op die manier zet nanotechnologie de deur open naar honderden nieuwe toepassingen op het gebied van mechanica, electronica, geneeskunde, ruimtevaart, bouwmaterialen en zo voort.

NANO-Comparison_of_nanomaterials_sizes

foto: nanotechnologie in perspectief (auteur: Sureshbup)

Interacties tussen atomen

Atomen gaan onderling interacties aan. Afhankelijk van het atoom kunnen deze interacties gebeuren met een zelfde atoom, andere atomen of een combinatie van beide. Het resultaat van de ontstane verbindingen noemen we “moleculen”. Welke verbindingen worden aangegaan hangt opnieuw af van interne en externe factoren.

Zo kan een atoom zuurstof (O) reageren met een ander zuurstofatoom. De resulterende molecule is O2 (zuurstofgas) en waterstof (H) kan reageren met waterstof tot H2 (waterstofgas). Maar zuurstof kan ook reageren met zwavel (S) tot SO2 (zwaveldioxide) of met koolstof (C) tot CO2 (koolstofdioxide) of stikstof (N) tot stikstofoxide (NO). Waterstof kan reageren met zuurstof met vorming van water (H2O). De gevormde moleculen kunnen gasvormig zijn zoals O2, vloeibaar zoals H2O of vast zoals NaCl (natriumchloride= zout).

CO2-bubbels

foto: koolstofdioxide bubbels in bruisend water

De gegeven scheikundige voorstelling (formule) geeft telkens aan hoeveel atomen van elke soort in de molecule aanwezig zijn. Zo bestaat O2 uit twee atomen zuurstof, H2 uit twee atomen waterstof, H2O uit twee atomen waterstof en 1 atoom zuurstof. Keukenzout (NaCl) bestaat dan weer uit 1 atoom natrium (Na) en 1 atoom chloor (Cl). Glas bestaat voor het grootste deel uit siliciumdioxide (SiO2) dat gevormd wordt door 1 atoom silicium en 2 atomen zuurstof.

Sample_of_silicon_dioxide

foto: siliciumdioxide (auteur: LHcheM)

Sommige moleculen bestaan uit meerdere soorten atomen. Het pigment “loodwit” bijvoorbeeld heeft als formule Pb2CO3(OH)2 en bevat 2 atomen lood, 1 atoom koolstof, 5 atomen zuurstof en 2 atomen waterstof. Alle bovenstaande combinaties worden als anorganische verbindingen beschouwd.

Organische verbindingen zijn moleculen die de atomen koolstof (C) en waterstof (H) bevatten, dikwijls gecombineerd met andere atomen. Ze kunnen heel complexe structuren vormen. Eenvoudige organische verbindingen zijn CH4 (methaan) en C2H5OH (ethylalcohol = ethanol). Deze eenvoudige verbindingen vormen meestal een vertakte ketelstructuur.

Methane-2D-square

foto: voorstelling methaanmolecule

800px-Ethanol_Lewis.svg

foto: voorstelling ethanolmolecule (auteur: NEUROtiker)

Complexe organische verbindingen vormen dikwijls een ringstructuur. Voorbeelden hiervan zijn C6H6 (benzeen),  C6H12O6 (glucose), de bouwsteen van cellulose,  en C8H8 (styreen) basismolecule van polystyreen.

Glucosemolecule

foto: glucosemolecule (auteur: NEUROtiker)

627px-Styrene-from-xtal-2001-3D-balls

foto: styreenmolecule (auteur: Benjah-hmmm27)

Guy De Witte

Wordt vervolgd

Met dank aan onze sponsors

cami_nv_logo  truvue-weblogo

LOGO DE ZILVEREN PASSER

Om een goed begrip te hebben van de eigenschappen van objecten en de gevaren waaraan deze blootgesteld zijn, is het belangrijk een dieper inzicht te hebben in de samenstelling ervan en in de processen die er een negatieve invloed op uitoefenen.

Dit inzicht vergt een basiskennis van scheikunde, fysica en biologie. Omdat echter niet iedereen die met kunst en erfgoed bezig is deze basiskennis bezit (wegens nooit geleerd of misschien deels vergeten) willen we in een aantal berichten en pagina’s deze basiskennis meegeven. Soms doen we dit op een vereenvoudigde wijze voor een grotere duidelijkheid.

Vandaag beginnen we met “HET ATOOM”

Wat is een atoom?

Het woord “atoom” komt van het Grieks “atomos” wat ondeelbaar betekent. De Grieken gingen ervan uit dat het atoom het kleinste deeltje was dat er bestond en dat het niet meer kon opgesplitst worden. Vandaag is deze visie achterhaald.

Wel is het zo dat het atoom de kleinste bouwsteen is waaruit alle stoffen en materies, zowel van plantaardige, dierlijke of minerale oorsprong opgebouwd zijn. Atomen zijn de “legoblokken” van de natuur. Er zijn verschillende soorten, ze hebben een verschillende samenstelling en verschillende eigenschappen en kunnen met elkaar gecombineerd worden tot levende organismen of niet-levende materialen. Deze opbouw gebeurt volgens gecodeerde instructies die in de natuur zijn vervat. Deze instructies kunnen fysisch of chemisch zijn. Ze zijn de “handleidingen” waarmee de “legoblokken” samengevoegd worden tot een geheel. Omdat de “handleidingen” dikwijls eerder “richtlijnen” zijn dan een definitieve programmering, is het mogelijk veel variaties op het thema te vinden, vooral waar het gaat om levende materie. Levende wezens of objecten die bestaan uit materialen die ooit levend geweest zijn noemen we “organisch”. Niet-levende materialen noemen we “anorganisch” (= niet-organisch).

Hoe zit een atoom in elkaar?

Atomen hebben een diameter van ongeveer één tien miljoenste deel van één millimeter. Dat is dus heel klein en onzichtbaar voor het blote oog of zelfs door een gewone microscoop.

Een atoom bestaat uit kleinere deeltjes waarvan we enkel de voor ons meest belangrijke gaan beschrijven: protonen, neutronen en electronen. De meest simpele voorstelling van een atoom is te vergelijken met ons zonnestelsel: een centrale bol of kern (bestaande uit protonen en neutronen) waarrond deeltjes (electronen) circuleren. In de praktijk is het systeem heel wat ingewikkelder. De electronen draaien razendsnel rond de kern en niet mooi op een baan zoals de planeten, maar kriskras doorheen een bolvormige of ellipsvormige ruimte rond de atoomkern.

 

256px-Sciences_exactes.svg

Gestileerd atoom  (Adrien Facélina)

Het aantal protonen kan al dan niet gelijk zijn aan het aantal neutronen. Het aantal protonen is steeds gelijk aan het aantal electronen. Protonen hebben een positieve elektrische lading, electronen een negatieve lading. Daardoor houden deze deeltjes elkaar in evenwicht. Neutronen hebben geen elektrische lading.

De kern van een atoom is heel klein. De diameter ervan is slechts 1/1000 van de totale atoomdiameter. De electronen zijn nog kleiner. Alles daartussen is lege ruimte, wat veel beweging toelaat. Alle objecten, ook levende wezens bestaan dus voor het grootste deel uit lege ruimte.

Er is een heel gamma aan verschillende atomen. Dit wordt veroorzaakt door de variatie van het aantal protonen en neutronen in de kern. De eigenschappen van deze atomen zijn daardoor ook verschillend. Atomen kunnen tot 92 protonen bevatten. Op basis van het aantal protonen is aan elke soort atomen een atoomnummer toegekend van 1 tot en met 92. Al deze atomen komen voor in de natuur. Nummer 92 is uranium. Elk atoomsoort heeft specifieke eigenschappen en gedragingen en reageert op een welbepaalde manier met andere atomen. Er zijn ook atomen met een hoger atoomnummer, namelijk tot 118 maar deze atomen komen niet voor in de natuur en kunnen enkel op een kunstmatige manier worden vervaardigd.

De tabel van Mendelejev

Op basis van het atoomnummer en de diversiteit aan eigenschappen heeft de Rus Dmitri Mendelejev een overzichtstabel (Tabel van Mendelejev) gemaakt van alle toen gekende atomen. Deze tabel werd verder aangevuld tot in onze tijd. Ze geeft de relatie weer van de verschillende atomen onderling.

periodic-system-1059755_1280

Tabel van Mendelejev  (DePiep)

Namen en symbolen

Elk atoom wordt voorgesteld door een lettersymbool. Dit zijn dikwijls, maar niet altijd, de beginletter(s) van de Griekse of Latijnse naam voor het atoom. Zo staat H voor Hydrogenium (Waterstof), He voor Helium (Helium) en Cl voor Chloros (Chloor).

In de praktijk van de conservering komen steeds een aantal dezelfde atomen terug. Daarom is het belangrijk de juiste namen, afkortingen en eigenschappen van deze atomen te kennen. De meest voorkomende zijn: H (waterstof), C (koolstof), N (stikstof), O (zuurstof), P (fosfor), S (zwavel), Cl (chloor). Afhankelijk van de materialen hebben we ook te maken met Na (natrium), Mg (magnesium), Al (aluminium), Si (silicium), K (kalium), Ca (calcium), Fe (ijzer), Ni (nikkel), Cu (koper), Zn (zink), Ag (zilver), Sn (tin), Au (goud) en Pb (lood).

In een volgend bericht zullen we ingaan op de interactie tussen atomen onderling.

Guy De Witte

Met dank aan onze sponsors

cami_nv_logo  truvue-weblogo

LOGO DE ZILVEREN PASSER

 

1

Wie mij beter kent weet dat ik sinds jaar en dag geïntrigeerd ben door de veranderingen in het klimaat en de mogelijke impact ervan op het leven op aarde. Mijn eerste confrontatie dateert van 1972 toen de Club van Rome het rapport “The Limits To Growth” publiceerde. Toen al bleek dat de Mens boven zijn stand leefde en dat duurzaamheid het begrip van de toekomst zou worden.

Duurzaamheid is in de loop der jaren steeds belangrijker geworden, mede door de huidige klimaatverandering, waarvan we nu stilaan de gevolgen beginnen te zien en te ondervinden.

Aangezien ik professioneel bezig ben met bewaring van erfgoed was het dan ook logisch dat ik mij meer en meer ging bezighouden met het analyseren en extrapoleren van de mogelijke repercussies op kunst en erfgoed.

Zo koos ik in 2006 als titel voor mijn thesis voor het behalen van mijn Master in Preventive Conservation aan Northumbria University in Newcastle (Engeland) : “Archives in a Changing World: An Exploration into Sustainable Building for Archives in Belgium in Response to Global Climate Change.”

Dit werk resulteerde in een uitnodiging van de organisatoren van de “Going Green” conference in the British Museum (Clore Education Centre) in 2009 tot het geven van een lezing met als titel: “New Challenges demand new solutions: The Integration of Sustainable Building and Functioning of Archives as a possible response to Climate Change.”.

Hetzelfde jaar volgde een artikel in het tijdschrift Faro:”Klimaatverandering en duurzaamheid. Sleutelwoorden voor een nieuw erfgoedbeleid.”

Sindsdien probeer ik klimaatverandering meer en meer op de culturele agenda te zetten door het geven van lezingen over de bedreigingen die ons cultureel erfgoed te wachten staan. Zo werd in de reeks lezingen Buitenbeentjes in Lokeren in 2012 de vraag gesteld: “Kan de Wereld ons Erfgoed redden?”

Screen Shot 2016-04-28 at 01.06.04

De laatste lezing was in 2015 op het congres van “Art meets Security 2015” met als onderwerp: “Climate Change: a Global Threat to Art and Cultural Heritage”.

Ook mijn studenten in de opleidingen Behoudsmedewerker Erfgoed, Archiefkunde en in de Master Erfgoed- en Hedendaags Documentbeheer aan de VUB worden elk jaar bewust gemaakt van de groeiende problematiek.

Toch blijkt er in Vlaanderen en bij uitbreiding België nog weinig bewustzijn te zijn omtrent de impact die klimaatverandering op ons erfgoed zal hebben. Jammer want de tijd begint te dringen en de toekomstige beleidsplannen zullen er meer en meer rekening moeten mee houden.

Klimaatverandering zal zowel macroscopisch als microscopisch een grote invloed hebben op het voortbestaan van erfgoed. Macroscopisch worden hele sites bedreigd gaande van natuurlijke sites zoals het Groot Barrière Rif in Australië of het Kilimanjaro National Park in Tanzanië, tot gekende archeologische sites zoals de site van Chan Chan en het Machu Picchu complex in Peru.

De dreiging beperkt zich echter niet alleen tot deze sites. Honderden steden over heel de wereld worden bedreigd. Twee derde van alle steden met meer dan 5 miljoen inwoners zijn minder dan 100 km van de kust verwijderd. Bijna 650 miljoen mensen wonen op land dat minder dan 10 meter boven de zeespiegel ligt. In Europa liggen ook Vlaanderen en vooral Nederland in de gevarenzone.

Het is ook in de steden dat we de grootste concentratie aan cultureel erfgoed terugvinden. Het is dan ook een zekerheid dat wereldwijd cultureel erfgoed wordt bedreigd.

Internationaal werd de alarmbel reeds geluid door onder andere UNESCO, ICOMOS en ICCROM. UNESCO publiceerde reeds in 2007 een publicatie met als titel:”Case Studies on Climate Change and World Heritage.” Hierin werden onder andere Londen, Venetië, het historisch centrum van Praag en Timbuktu in Mali bedreigd genoemd. In Londen gaat het onder andere over de hele site van Westminster, het National Greenwich Museum en de Tower. Venetië is praktisch over de hele lijn bedreigd, vooral omdat niet alleen de zeespiegel stijgt, maar de stad ook wegzakt.

Screen Shot 2016-04-28 at 01.25.42

Wat betreft Nederland is de toestand veeleer dramatisch (zie kaart). Zowat één derde van het land ligt onder de zeespiegel of onder het waterniveau van de grootste rivieren . Nederland wordt beschermd door duinen, dijken en de Deltawerken waterkering, maar toch kan niemand garanderen dat de klimaatverandering hier op termijn geen verandering in brengt. En dan vallen niet alleen menselijke slachtoffers, maar ook veel cultureel erfgoed gaat dan verloren.

Vlaanderen ligt hoger dan Nederland, maar toch nog heel laag. Grote stukken van West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Antwerpen liggen minder dan 30 meter boven de zeespiegel. Dit lijkt veel, maar niet alleen de hoogte van de zeespiegel speelt hier een rol. Stormvloeden in combinatie met hoog water en zware regenval kunnen eveneens voor ernstige wateroverlast zorgen die niet alleen burgers treft, maar ook heel wat erfgoedcollecties onherroepelijk kan aantasten en beschadigen. In de praktijk betekent dit dat de steden Brugge, Gent en Antwerpen alle drie in de gevarenzone zitten.

Screen Shot 2016-04-28 at 01.28.16

 

Alex Tingle, een bekende programmeur, bouwde een “Flood Map” gebaseerd op een grote hoeveelheid informatie verstrekt door Nasa. De kaart. is uiteraard niet correct omdat het heel wat parameters niet in rekening neemt, maar het geeft wel een idee van de kans op overstroming in het geval van een event. De kaart is interactief en kan ingesteld worden op verschillende hoogtes van stijging van de zeespiegel. Zo zien we dat bij een stijging van 2m Brugge en Antwerpen reeds in de problemen komen en bij een stijging tot 7m ook Gent en ongeveer één derde van Vlaanderen onder water komen te staan  Is deze voorstelling wel realistisch? Jammer genoeg moeten we ervan uitgaan dat dit scenario inderdaad realistisch is. De opname van CO2 door de oceanen veroorzaakt namelijk een stijging van de temperatuur van het zeewater. Hierdoor zet het volume water uit, ook al komt er geen druppel water bij van gletsjers of ijskappen. De zeespiegel stijgt hierdoor dus gradueel ook al duurt het enkele eeuwen voor de stijging maximaal is. Berekeningen tonen aan het fenomeen op termijn de zeespiegel 8m doet stijgen. Volgens Nasa is de zeespiegel tussen 1880 en 2013 in totaal 22,6 cm gestegen en als de geprojecteerde scenario’s werkelijkheid worden zal de zeespiegel 90 cm, mogelijks meer, stijgen tegen het einde van de 21ste eeuw.

NASA1

Een belangrijk aspect van de klimaatverandering is de verwachting dat het het weerpatroon veel grilliger wordt. Winters kunnen heel zacht worden of juist heel koud. Zomers kunnen heel warm worden of uitermate grillig. In elk geval zullen weerfenomenen heviger worden, met onvoorspelbare periodes van overvloedige regenval afgewisseld met periodes van grote droogte. Stormen kunnen zóveel regen produceren op korte termijn dat rivieren uit hun bedding kunnen treden. Droge periodes kunnen tot grondverschuivingen en -verzakkingen leiden, barsten en scheuren in muren, waardoor water later gemakkelijk kan binnen sijpelen. Voor erfgoeddepots is dit scenario een kwade droom.

Andere aspecten van klimaatverandering, zoals de stijging in temperatuur, verhogen de reactiesnelheid van chemische afbraakreacties in erfgoed, kunnen mede aanleiding geven tot een snellere schimmelontwikkeling en brengen andere soorten insekten in ons leefgebied.

Hoe vlug de klimaatverandering ons leefpatroon grondig zal veranderen staat nog niet vast. Zal het gradueel zijn of zal de verandering schoksgewijs verlopen? Hoe groot wordt de impact op de mens en hoe groot op zijn erfgoed. Indien de scenario’s die door het International Panel on Climate Change en Nasa naar voor worden geschoven, effectief bewaarheid worden zullen we geconfronteerd worden met de vraag in hoeverre we nog in staat zullen zijn om ons wereldwijd cultureel patrimonium te beschermen. Hoe moeten we dit aanpakken, zowel lokaal als internationaal? Zullen we een deel van ons patrimonium moeten opgeven om de belangrijkste sites en collecties te vrijwaren voor verlies? Waar kiezen we voor? Wie beslist hierover? Zullen we onze collecties wereldwijd moeten verspreiden om de risico’s van een volledig verlies te vermijden?

Het is dringend tijd dat we ook in Vlaanderen hier eens grondig over nadenken. Net zoals in de geneeskunde is preventief werken hier belangrijk. We hebben nog wat tijd maar we moeten die wel nuttig gebruiken. De kop in het zand steken is geen optie. Vroeg of laat valt het verdict. Aan ons om te beslissen of we hierin een inbreng willen hebben of niet.

Guy De Witte

Onze Sponsors

cami_nv_logo  truvue-weblogo

LOGO DE ZILVEREN PASSER