1

Ambassadeurs voor de opleiding

De nieuwe afgestudeerden van de opleiding “Behoudsmedewerker Erfgoed” aan het VSPW (bibliotheekschool) in Gent zijn, net zoals hun voorgangers, de beste ambassadeurs voor deze opleiding: gemotiveerd, onderlegd en klaar om aan het werk te gaan.

foto 1

Foto: de nieuwe afgestudeerden schooljaar 2015-2016 (Gent) - (VSPW)

Hoe het begon?

De opleiding “Behoudsmedewerker Erfgoed” zag het licht in 2010. Het was het resultaat van een intense samenwerking tussen Faro, de Dienst Collectiebeleid van de stad Antwerpen, de Musea Brugge, het OCMW-archief Brugge, het Felixarchief Antwerpen, het Fotomuseum Antwerpen, de provinciale museumconsulent Oost-Vlaanderen, De Zilveren Passer Consultancy en de Vormingsleergangen voor Sociaal en Pedagogisch Werk (VSPW) in Gent.

Het initiatief werd in 2008 reeds genomen door Faro, die de VSPW benaderde met de vraag voor deze opleiding, dit naar aanleiding van de persistente vraag van musea en andere culturele instellingen voor een kwalitatieve opleiding in behoud en beheer voor cultureel erfgoed. Dit was de aanzet voor een opleiding preventieve conservering, gericht op de bescherming van cultureel erfgoed zonder aan de stukken zelf te werken.

Deze vraag werd gericht naar de VSPW omdat er reeds ervaring was met modules preventieve conservering in de opleidingen Graduaat Bibliotheekwezen en Initiatie Archiefkunde.

De VSPW leverde het administratieve en pedagogische kader voor deze volledig nieuw te ontwikkelen opleiding. Input over de culturele instelllingen, hun visie, hun collecties en verwachtingen werd aangeleverd door de verenigingen uit het middenveld en Faro. De adviezen omtrent de structurele inhoud van de opleiding waren grotendeels voor rekening van Guy De Witte van De Zilveren Passer omwille van zijn professionele ervaring in dit vakgebied als consulent en lesgever. De hele ontwikkeling van de opleiding met het opstellen van inhoud, methodieken, compententieprofielen en alle andere facetten die een rol spelen bij het opzetten van een kwalitatieve opleiding nam 2 jaar in beslag.

In 2010 werd de opleiding voor het eerst georganiseerd. De school diende een aanvraag in tot erkenning van de opleiding bij het Ministerie van Onderwijs. Het opleidingsprofiel en het leerplan voldeden aan alle voorwaarden en in 2011 volgde de officiële erkenning van deze nieuwe opleiding, niet evident in een periode waarin schaars werd omgesprongen met nieuwe erkenningen. Wie afstudeert krijgt nu een “Certificaat Behoudsmedewerker Erfgoed”

Op 2 juli 2011 ontvingen onze eerste 6 Behoudsmedewerkers Erfgoed hun certificaat. Dit was de beloning voor een heel jaar hard werken. Maar ook voor de school en de docenten was dit een mooie dag.

foto 2

Foto: De eerste afgestudeerde behoudsmedewerkers in 2011 (Gent) (Guy De Witte)

Behoudsmedewerker Erfgoed: taakomschrijving

De Behoudsmedewerker Erfgoed in een culturele instelling is de persoon (man of vrouw) die, over het algemeen, de meeste kennis heeft over de bewaringstoestand van de aanwezige collecties op korte en langere termijn. Hij komt dagelijks in contact met de objecten en de bewaringsruimten en is diegene die het eerst de veranderingen in bewaringsomstandigheden detecteert. Door zijn kennis is hij in staat te oordelen over mogelijke risico’s voor de collecties en de eventuele stappen die zich opdringen om (verdere) schade te voorkomen. De Behoudsmedewerker bezit een grote basiskennis die hem ook toelaat in te schatten wanneer het probleem zijn mogelijkheden overstijgt en hij verder advies moet inwinnen.

De kennis van de Behoudsmedewerker is gestoeld op 3 pijlers die doorheen de opleiding constant worden aangehouden:

  • Kennis van de materialen en de samenstelling van collectiestukken. Hierdoor kan hij beter inschatten hoe objecten zullen reageren op veranderende bewaringsomstandigheden.
  • Kennis van de oorzaken van verval van de verschillende materialen en objecten. Dit laat hem onder andere toe risico’s te voorzien, te beperken of te vermijden.
  • Kennis van de preventieve conservering in verband met de collecties en de bewaringsruimten. Dit laat hem toe oplossingen te voorzien, maatregelen te nemen of hulp in te roepen waar nodig om de collecties optimaal te beschermen.

Methodiek

In de opleiding worden, naargelang de modules, volgende elementen voorzien

  • Theoretische opleiding
  • Praktische opleiding
  • Studie-opdrachten in een bestaande collectie
  • Studiebezoeken

Al deze elementen maken onlosmakelijk deel uit van de opleiding en van de studenten wordt verwacht dat ze zich engageren in al deze aspecten.

SONY DSC

Foto: Praktijkoefeningen in de les Art Handling - (VSPW)

foto 4

Foto: Studiebezoeken zijn geïntegreerd in de modules - (VSPW)

Programma:

De opleiding bestaat uit 6 modules van 40 uur.

  • Module 1: Oriëntatie erfgoedsector (Coördinator: Willy Le Loup)
    • Inleiding tot de erfgoedsector: archieven, bibliotheken, musea
    • Terminologie en wetgeving
    • De functie van erfgoedmedewerker
    • Algemene schade-oorzaken voor collecties
  • Module 2: Materialen 1 (Coördinator: Guy De Witte)
    • Leder en perkament
    • Papier: documenten en boeken
    • Grafische technieken
    • Textiel
    • Risicofactoren specifiek voor deze materialen
  • Module 3: Materialen 2 (Coördinator: Jürgen Vanhoutte)
    • Schilderijen
    • Hout, glas,
    • Keramiek en steen
    • Natuurhistorische collecties
    • Risicofactoren specifiek voor deze materialen
  • Module 4: Materialen 3 (Coördinator: Ann Deckers)
    • Optische en Magnetische media
    • Foto en film
    • Metalen
    • Kunststoffen
    • Risicofactoren specifiek voor deze materialen
  • Module 5: Bewaaromgeving (Coördinator: Guy De Witte)
    • Fysieke bewaaromgeving
    • Bewaaromstandigheden
    • Verpakkingsmaterialen
    • Meubilair
    • Calamiteitenplanning
    • Depothygiëne
    • Lesopdracht voor studenten
  • Module 6: Omgaan met de collectie (Coördinator: Conrad Willems)
    • Persoonlijke veiligheid
    • Veiligheid objecten: manipulatie en transport
    • Tentoonstelllingsopbouw en -afbraak

Voor een uitgebreid overzicht van het programma zie

http://www.vspw.be/opleidingen/bibliotheekschool/behoudsmedewerker_erfgoed)

Docenten

Alle docenten zijn aangezocht voor deze opleiding omwille van hun expertise in de specifieke materie waarin ze les geven. Dikwijls zijn ze ook verbonden aan gerenommeerde instellingen. Hieronder volgt een alfabetisch overzicht.

Bosmans Phaedra (CRKC)

Cauberghs Sabine (Fotomuseum Antwerpen)

Cleeren Natalie (zelfstandig consulent en archeologe)

Deckers Ann (Fotomuseum Antwerpen)

De Witte Guy (De Zilveren Passer Consultancy)

Huycke Sara (Erfgoedcel Kusterfgoed)

Kockelkoren Griet (KIK-IRPA)

Le Loup Willy (ereconservator Musea Brugge)

Van Eenhooge Shirin (KIK-IRPA)

Vanhoutte Jurgen (Faro)

Vermote Michel (Amsab)

Willems Conrad (zelfstandig consulent art handling)

Adressen

De opleiding Behoudsmedewerker Erfgoed wordt ingericht in 2 Centra voor Volwassenenonderwijs:

  • In Gent

Auteur: Guy De Witte

Onze Sponsors

cami_nv_logo  truvue-weblogo

LOGO DE ZILVEREN PASSER

Atomen vormen moleculen door middel van hun elektronen. Elektronen bewegen razendsnel doorheen de atomen waardoor het onmogelijk te bepalen is waar een elektron zich op een bepaald moment bevindt. Er is alleen een statistische zekerheid dat elektronen in een bepaalde zone rond de atoomkern aanwezig zijn. Welke zone dit is hangt af van de hoeveelheid energie die het atoom op een bepaald moment bezit.

De verschillende zones in het atoom zou men kunnen vergelijken met een ajuin, waarbij elke schil een afgebakende zone is waarin elektronen zich kunnen bevinden. Op de binnenste schil, het dichtst bij de atoomkern is slechts plaats voor 2 elektronen. Voor H (waterstof) met 1 elektron en He (helium) met twee elektronen is dat geen probleem. Er is plaats genoeg. Maar voor Li (lithium) met 3 elektronen is er een andere oplossing nodig. Het derde elektron verhuist dan naar de volgende schil die meer naar buiten ligt. Op deze 2de schil kunnen 8 elektronen en dat is ook het geval met de 3de schil. De 4de en 5de schil kunnen 18 elektronen bevatten en de 6de 32 elektronen.

Lithium - Pumbaa

Foto:  Lithium atoom - auteur: Pumbaa

Telkens een schil vol zit gaan de overige elektronen naar een volgende schil. Zo heeft chloor met 17 elektronen, 2 elektronen op de 1ste schil, 8 op de 2de en 7 op de 3de schil. Hoe groter het aantal schillen hoe groter de diameter van het atoom. Zo is de diameter van een koolstofatoom (6 elektronen) slechts de helft van dat van een atoom goud (79 elektronen).

Atomen streven er steeds naar een volle elektronenschil te hebben. Ze doen dit door electronen op te nemen, af te staan of te delen met andere atomen. Het is dit mechanisme waardoor chemische reacties kunnen optreden en moleculen ontstaan.

Covalente binding

Nemen we het voorbeeld van de molecule methaan. Methaan bestaat uit 1 koolstofatoom (C) en 4 atomen waterstof (H). Koolstof heeft 6 elektronen, waarvan 2 op de binnenste schil en 4 vrije elektronen op zijn buitenste schil (2de schil met maximum 8 elektronen) Koolstof komt dus 4 elektronen tekort om een volledige buitenschil te hebben. Waterstof heeft 1 elektron in zijn buitenste schil (1ste schil met maximum 2 elektronen). Het atoom koolstof heeft 4 atomen waterstof nodig om zijn schil volledig te maken (4 + 4x1=8). Waterstof heeft slechts 1 elektron nodig om zijn schil te vervolledigen. Het atoom koolstof vormt dus met 4 waterstofatomen 4 elektronenparen waardoor alle buitenste schillen vol zijn en methaan een stabiele molecule vormt.

hydrocarbon-methane

Foto: Methaan molecule - auteur niet gevonden

Deze vorm van binding noemen we “covalente binding”. De elektronen worden, op een gelijkwaardige basis, gedeeld tussen het koolstofatoom en de 4 waterstofatomen waardoor elk atoom, ondanks de bewegingen van de elektronen, steeds beschikt over een volledige buitenste schil (2 elektronen voor H, 8 elektronen voor C). De molecule heeft dus géén vrije plaatsen meer en is in evenwicht. Ze heeft geen behoefte meer aan nieuwe relaties en vormt een stabiele eenheid. Pas bij hevige botsingen of bij toevoer van voldoende externe energie kunnen de bindingen verbroken worden. Er ontstaat dan een chemische reactie. Dit is wat er gebeurt bij het verbranden van methaan dat wij gebruiken als aardgas.  Methaanmoleculen hebben onderling weinig aandacht voor elkaar. Ze leven in een los verband die we gasvorm noemen.

aardgas essent

Foto: Verbranding methaangas - auteur: Essent energie

Wanneer we de molecule water bekijken zien we iets anders gebeuren. Water bestaat uit 1 atoom zuurstof met 8 elektronen, (waarvan 2 op de binnenste schil en 6 op de buitenste schil) en 2 atomen waterstof (met 1 elektron op de buitenste schil). Zuurstof heeft dus 2 elektronen nodig om zijn buitenste schil te vervolledigen. Maar zuurstof is nogal dominant en het deelt de electronen niet op een gelijkwaardige basis. Het zuurstof atoom gaat zich tussen de 2 waterstofatomen nestelen en trekt in feite de elektronen van de waterstofatomen naar zich toe, zodat deze dichter bij de kern van de zuurstof komen dan zou gebeuren bij methaan. Het gevolg is dat het waterstofatoom, omdat het een negatief elektron voor een stuk verliest, een kleine positieve lading krijgt. Het omgekeerde is waar voor de zuurstof. Omdat dit atoom 2 negatieve elektronen naar zich toe trekt, krijgt het een meer negatieve lading. We weten dat gelijke ladingen elkaar afstoten en tegengestelde ladingen elkaar aantrekken. Doordat er in water 2 positieve atomen zitten gaan deze wat verder van elkaar liggen. Dit is te zien op de onderstaande voorstelling van water. Dit effect noemen we “polariteit” en dergelijke moleculen noemen we “polair”. Polariteit heeft een effect op de eigenschappen van de molecule.

Dan Craggs-water pl-olarity1.svg

Foto: Water polariteit - auteur: Dan Craggs

Zo gaan watermoleculen elkaar aantrekken omdat de negatieve zuurstof van de ene molecule de positieve waterstoffen van een andere watermolecule gaan aantrekken. Hierdoor worden onderlinge verbindingen gevormd die we “waterstofbruggen” noemen. Het zijn deze waterstofbruggen die mee vorm geven aan de inwendige structuur van cellulose en verantwoordelijk zijn voor het binden van water in bijvoorbeeld papier.

Qwerter-model_hydrogen_bonds_in_water.svg

Foto: waterstofbruggen - auteur Qwerter

Covalente bindingen zijn meestal vrij zwakke bindingen. De meeste moleculen met covalente bindingen komen voor onder de vorm van een vloeistof of een gas. De stoffen die ze vormen hebben meestal relatief lage smelt- en kooktemperaturen.

Guy De Witte

Onze sponsors:

cami_nv_logo   truvue-weblogo

LOGO DE ZILVEREN PASSER

Atomen worden ook “elementen” genoemd omdat ze de fundamentele bouwstenen zijn die de natuur gebruikt om leven te scheppen en grondstoffen te produceren. Het zijn de eigenschappen, de affiniteiten, de mogelijkheden en beperkingen van deze atomen die mee bepalen welke verbindingen ze aangaan om “moleculen” te vormen. Andere factoren die een rol spelen zijn de fysische omgevingsfactoren waarin deze atomen voorkomen, de aanwezigheid van energie of van stoffen die interacties bevorderen of versnellen.

Niet alleen de natuur, maar ook de mens, gebruikt atomen om nieuwe moleculen te produceren. De nieuwste tak in de wetenschap die zich daarmee bezighoudt is de “nanowetenschap”. De praktische toepassing van deze wetenschap noemen we “nanotechnologie”.

De nieuwe materialen en structuren die zo gevormd worden, worden opgebouwd uit afzonderlijke atomen die aan elkaar gekoppeld worden. De grootte van deze deeltjes is minder dan 100 nanometer, vandaar de naam nanotechnologie (1 nanometer = een miljardste van een meter = 10-9 meter of 0,000 000 001 meter). Deze nieuwe materialen hebben andere eigenschappen dan deze die spontaan in de natuur voorkomen of in de traditionele industrie worden gebruikt. Op die manier zet nanotechnologie de deur open naar honderden nieuwe toepassingen op het gebied van mechanica, electronica, geneeskunde, ruimtevaart, bouwmaterialen en zo voort.

NANO-Comparison_of_nanomaterials_sizes

foto: nanotechnologie in perspectief (auteur: Sureshbup)

Interacties tussen atomen

Atomen gaan onderling interacties aan. Afhankelijk van het atoom kunnen deze interacties gebeuren met een zelfde atoom, andere atomen of een combinatie van beide. Het resultaat van de ontstane verbindingen noemen we “moleculen”. Welke verbindingen worden aangegaan hangt opnieuw af van interne en externe factoren.

Zo kan een atoom zuurstof (O) reageren met een ander zuurstofatoom. De resulterende molecule is O2 (zuurstofgas) en waterstof (H) kan reageren met waterstof tot H2 (waterstofgas). Maar zuurstof kan ook reageren met zwavel (S) tot SO2 (zwaveldioxide) of met koolstof (C) tot CO2 (koolstofdioxide) of stikstof (N) tot stikstofoxide (NO). Waterstof kan reageren met zuurstof met vorming van water (H2O). De gevormde moleculen kunnen gasvormig zijn zoals O2, vloeibaar zoals H2O of vast zoals NaCl (natriumchloride= zout).

CO2-bubbels

foto: koolstofdioxide bubbels in bruisend water

De gegeven scheikundige voorstelling (formule) geeft telkens aan hoeveel atomen van elke soort in de molecule aanwezig zijn. Zo bestaat O2 uit twee atomen zuurstof, H2 uit twee atomen waterstof, H2O uit twee atomen waterstof en 1 atoom zuurstof. Keukenzout (NaCl) bestaat dan weer uit 1 atoom natrium (Na) en 1 atoom chloor (Cl). Glas bestaat voor het grootste deel uit siliciumdioxide (SiO2) dat gevormd wordt door 1 atoom silicium en 2 atomen zuurstof.

Sample_of_silicon_dioxide

foto: siliciumdioxide (auteur: LHcheM)

Sommige moleculen bestaan uit meerdere soorten atomen. Het pigment “loodwit” bijvoorbeeld heeft als formule Pb2CO3(OH)2 en bevat 2 atomen lood, 1 atoom koolstof, 5 atomen zuurstof en 2 atomen waterstof. Alle bovenstaande combinaties worden als anorganische verbindingen beschouwd.

Organische verbindingen zijn moleculen die de atomen koolstof (C) en waterstof (H) bevatten, dikwijls gecombineerd met andere atomen. Ze kunnen heel complexe structuren vormen. Eenvoudige organische verbindingen zijn CH4 (methaan) en C2H5OH (ethylalcohol = ethanol). Deze eenvoudige verbindingen vormen meestal een vertakte ketelstructuur.

Methane-2D-square

foto: voorstelling methaanmolecule

800px-Ethanol_Lewis.svg

foto: voorstelling ethanolmolecule (auteur: NEUROtiker)

Complexe organische verbindingen vormen dikwijls een ringstructuur. Voorbeelden hiervan zijn C6H6 (benzeen),  C6H12O6 (glucose), de bouwsteen van cellulose,  en C8H8 (styreen) basismolecule van polystyreen.

Glucosemolecule

foto: glucosemolecule (auteur: NEUROtiker)

627px-Styrene-from-xtal-2001-3D-balls

foto: styreenmolecule (auteur: Benjah-hmmm27)

Guy De Witte

Wordt vervolgd

Met dank aan onze sponsors

cami_nv_logo  truvue-weblogo

LOGO DE ZILVEREN PASSER

Om een goed begrip te hebben van de eigenschappen van objecten en de gevaren waaraan deze blootgesteld zijn, is het belangrijk een dieper inzicht te hebben in de samenstelling ervan en in de processen die er een negatieve invloed op uitoefenen.

Dit inzicht vergt een basiskennis van scheikunde, fysica en biologie. Omdat echter niet iedereen die met kunst en erfgoed bezig is deze basiskennis bezit (wegens nooit geleerd of misschien deels vergeten) willen we in een aantal berichten en pagina’s deze basiskennis meegeven. Soms doen we dit op een vereenvoudigde wijze voor een grotere duidelijkheid.

Vandaag beginnen we met “HET ATOOM”

Wat is een atoom?

Het woord “atoom” komt van het Grieks “atomos” wat ondeelbaar betekent. De Grieken gingen ervan uit dat het atoom het kleinste deeltje was dat er bestond en dat het niet meer kon opgesplitst worden. Vandaag is deze visie achterhaald.

Wel is het zo dat het atoom de kleinste bouwsteen is waaruit alle stoffen en materies, zowel van plantaardige, dierlijke of minerale oorsprong opgebouwd zijn. Atomen zijn de “legoblokken” van de natuur. Er zijn verschillende soorten, ze hebben een verschillende samenstelling en verschillende eigenschappen en kunnen met elkaar gecombineerd worden tot levende organismen of niet-levende materialen. Deze opbouw gebeurt volgens gecodeerde instructies die in de natuur zijn vervat. Deze instructies kunnen fysisch of chemisch zijn. Ze zijn de “handleidingen” waarmee de “legoblokken” samengevoegd worden tot een geheel. Omdat de “handleidingen” dikwijls eerder “richtlijnen” zijn dan een definitieve programmering, is het mogelijk veel variaties op het thema te vinden, vooral waar het gaat om levende materie. Levende wezens of objecten die bestaan uit materialen die ooit levend geweest zijn noemen we “organisch”. Niet-levende materialen noemen we “anorganisch” (= niet-organisch).

Hoe zit een atoom in elkaar?

Atomen hebben een diameter van ongeveer één tien miljoenste deel van één millimeter. Dat is dus heel klein en onzichtbaar voor het blote oog of zelfs door een gewone microscoop.

Een atoom bestaat uit kleinere deeltjes waarvan we enkel de voor ons meest belangrijke gaan beschrijven: protonen, neutronen en electronen. De meest simpele voorstelling van een atoom is te vergelijken met ons zonnestelsel: een centrale bol of kern (bestaande uit protonen en neutronen) waarrond deeltjes (electronen) circuleren. In de praktijk is het systeem heel wat ingewikkelder. De electronen draaien razendsnel rond de kern en niet mooi op een baan zoals de planeten, maar kriskras doorheen een bolvormige of ellipsvormige ruimte rond de atoomkern.

 

256px-Sciences_exactes.svg

Gestileerd atoom  (Adrien Facélina)

Het aantal protonen kan al dan niet gelijk zijn aan het aantal neutronen. Het aantal protonen is steeds gelijk aan het aantal electronen. Protonen hebben een positieve elektrische lading, electronen een negatieve lading. Daardoor houden deze deeltjes elkaar in evenwicht. Neutronen hebben geen elektrische lading.

De kern van een atoom is heel klein. De diameter ervan is slechts 1/1000 van de totale atoomdiameter. De electronen zijn nog kleiner. Alles daartussen is lege ruimte, wat veel beweging toelaat. Alle objecten, ook levende wezens bestaan dus voor het grootste deel uit lege ruimte.

Er is een heel gamma aan verschillende atomen. Dit wordt veroorzaakt door de variatie van het aantal protonen en neutronen in de kern. De eigenschappen van deze atomen zijn daardoor ook verschillend. Atomen kunnen tot 92 protonen bevatten. Op basis van het aantal protonen is aan elke soort atomen een atoomnummer toegekend van 1 tot en met 92. Al deze atomen komen voor in de natuur. Nummer 92 is uranium. Elk atoomsoort heeft specifieke eigenschappen en gedragingen en reageert op een welbepaalde manier met andere atomen. Er zijn ook atomen met een hoger atoomnummer, namelijk tot 118 maar deze atomen komen niet voor in de natuur en kunnen enkel op een kunstmatige manier worden vervaardigd.

De tabel van Mendelejev

Op basis van het atoomnummer en de diversiteit aan eigenschappen heeft de Rus Dmitri Mendelejev een overzichtstabel (Tabel van Mendelejev) gemaakt van alle toen gekende atomen. Deze tabel werd verder aangevuld tot in onze tijd. Ze geeft de relatie weer van de verschillende atomen onderling.

periodic-system-1059755_1280

Tabel van Mendelejev  (DePiep)

Namen en symbolen

Elk atoom wordt voorgesteld door een lettersymbool. Dit zijn dikwijls, maar niet altijd, de beginletter(s) van de Griekse of Latijnse naam voor het atoom. Zo staat H voor Hydrogenium (Waterstof), He voor Helium (Helium) en Cl voor Chloros (Chloor).

In de praktijk van de conservering komen steeds een aantal dezelfde atomen terug. Daarom is het belangrijk de juiste namen, afkortingen en eigenschappen van deze atomen te kennen. De meest voorkomende zijn: H (waterstof), C (koolstof), N (stikstof), O (zuurstof), P (fosfor), S (zwavel), Cl (chloor). Afhankelijk van de materialen hebben we ook te maken met Na (natrium), Mg (magnesium), Al (aluminium), Si (silicium), K (kalium), Ca (calcium), Fe (ijzer), Ni (nikkel), Cu (koper), Zn (zink), Ag (zilver), Sn (tin), Au (goud) en Pb (lood).

In een volgend bericht zullen we ingaan op de interactie tussen atomen onderling.

Guy De Witte

Met dank aan onze sponsors

cami_nv_logo  truvue-weblogo

LOGO DE ZILVEREN PASSER

 

1

Wie mij beter kent weet dat ik sinds jaar en dag geïntrigeerd ben door de veranderingen in het klimaat en de mogelijke impact ervan op het leven op aarde. Mijn eerste confrontatie dateert van 1972 toen de Club van Rome het rapport “The Limits To Growth” publiceerde. Toen al bleek dat de Mens boven zijn stand leefde en dat duurzaamheid het begrip van de toekomst zou worden.

Duurzaamheid is in de loop der jaren steeds belangrijker geworden, mede door de huidige klimaatverandering, waarvan we nu stilaan de gevolgen beginnen te zien en te ondervinden.

Aangezien ik professioneel bezig ben met bewaring van erfgoed was het dan ook logisch dat ik mij meer en meer ging bezighouden met het analyseren en extrapoleren van de mogelijke repercussies op kunst en erfgoed.

Zo koos ik in 2006 als titel voor mijn thesis voor het behalen van mijn Master in Preventive Conservation aan Northumbria University in Newcastle (Engeland) : “Archives in a Changing World: An Exploration into Sustainable Building for Archives in Belgium in Response to Global Climate Change.”

Dit werk resulteerde in een uitnodiging van de organisatoren van de “Going Green” conference in the British Museum (Clore Education Centre) in 2009 tot het geven van een lezing met als titel: “New Challenges demand new solutions: The Integration of Sustainable Building and Functioning of Archives as a possible response to Climate Change.”.

Hetzelfde jaar volgde een artikel in het tijdschrift Faro:”Klimaatverandering en duurzaamheid. Sleutelwoorden voor een nieuw erfgoedbeleid.”

Sindsdien probeer ik klimaatverandering meer en meer op de culturele agenda te zetten door het geven van lezingen over de bedreigingen die ons cultureel erfgoed te wachten staan. Zo werd in de reeks lezingen Buitenbeentjes in Lokeren in 2012 de vraag gesteld: “Kan de Wereld ons Erfgoed redden?”

Screen Shot 2016-04-28 at 01.06.04

De laatste lezing was in 2015 op het congres van “Art meets Security 2015” met als onderwerp: “Climate Change: a Global Threat to Art and Cultural Heritage”.

Ook mijn studenten in de opleidingen Behoudsmedewerker Erfgoed, Archiefkunde en in de Master Erfgoed- en Hedendaags Documentbeheer aan de VUB worden elk jaar bewust gemaakt van de groeiende problematiek.

Toch blijkt er in Vlaanderen en bij uitbreiding België nog weinig bewustzijn te zijn omtrent de impact die klimaatverandering op ons erfgoed zal hebben. Jammer want de tijd begint te dringen en de toekomstige beleidsplannen zullen er meer en meer rekening moeten mee houden.

Klimaatverandering zal zowel macroscopisch als microscopisch een grote invloed hebben op het voortbestaan van erfgoed. Macroscopisch worden hele sites bedreigd gaande van natuurlijke sites zoals het Groot Barrière Rif in Australië of het Kilimanjaro National Park in Tanzanië, tot gekende archeologische sites zoals de site van Chan Chan en het Machu Picchu complex in Peru.

De dreiging beperkt zich echter niet alleen tot deze sites. Honderden steden over heel de wereld worden bedreigd. Twee derde van alle steden met meer dan 5 miljoen inwoners zijn minder dan 100 km van de kust verwijderd. Bijna 650 miljoen mensen wonen op land dat minder dan 10 meter boven de zeespiegel ligt. In Europa liggen ook Vlaanderen en vooral Nederland in de gevarenzone.

Het is ook in de steden dat we de grootste concentratie aan cultureel erfgoed terugvinden. Het is dan ook een zekerheid dat wereldwijd cultureel erfgoed wordt bedreigd.

Internationaal werd de alarmbel reeds geluid door onder andere UNESCO, ICOMOS en ICCROM. UNESCO publiceerde reeds in 2007 een publicatie met als titel:”Case Studies on Climate Change and World Heritage.” Hierin werden onder andere Londen, Venetië, het historisch centrum van Praag en Timbuktu in Mali bedreigd genoemd. In Londen gaat het onder andere over de hele site van Westminster, het National Greenwich Museum en de Tower. Venetië is praktisch over de hele lijn bedreigd, vooral omdat niet alleen de zeespiegel stijgt, maar de stad ook wegzakt.

Screen Shot 2016-04-28 at 01.25.42

Wat betreft Nederland is de toestand veeleer dramatisch (zie kaart). Zowat één derde van het land ligt onder de zeespiegel of onder het waterniveau van de grootste rivieren . Nederland wordt beschermd door duinen, dijken en de Deltawerken waterkering, maar toch kan niemand garanderen dat de klimaatverandering hier op termijn geen verandering in brengt. En dan vallen niet alleen menselijke slachtoffers, maar ook veel cultureel erfgoed gaat dan verloren.

Vlaanderen ligt hoger dan Nederland, maar toch nog heel laag. Grote stukken van West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Antwerpen liggen minder dan 30 meter boven de zeespiegel. Dit lijkt veel, maar niet alleen de hoogte van de zeespiegel speelt hier een rol. Stormvloeden in combinatie met hoog water en zware regenval kunnen eveneens voor ernstige wateroverlast zorgen die niet alleen burgers treft, maar ook heel wat erfgoedcollecties onherroepelijk kan aantasten en beschadigen. In de praktijk betekent dit dat de steden Brugge, Gent en Antwerpen alle drie in de gevarenzone zitten.

Screen Shot 2016-04-28 at 01.28.16

 

Alex Tingle, een bekende programmeur, bouwde een “Flood Map” gebaseerd op een grote hoeveelheid informatie verstrekt door Nasa. De kaart. is uiteraard niet correct omdat het heel wat parameters niet in rekening neemt, maar het geeft wel een idee van de kans op overstroming in het geval van een event. De kaart is interactief en kan ingesteld worden op verschillende hoogtes van stijging van de zeespiegel. Zo zien we dat bij een stijging van 2m Brugge en Antwerpen reeds in de problemen komen en bij een stijging tot 7m ook Gent en ongeveer één derde van Vlaanderen onder water komen te staan  Is deze voorstelling wel realistisch? Jammer genoeg moeten we ervan uitgaan dat dit scenario inderdaad realistisch is. De opname van CO2 door de oceanen veroorzaakt namelijk een stijging van de temperatuur van het zeewater. Hierdoor zet het volume water uit, ook al komt er geen druppel water bij van gletsjers of ijskappen. De zeespiegel stijgt hierdoor dus gradueel ook al duurt het enkele eeuwen voor de stijging maximaal is. Berekeningen tonen aan het fenomeen op termijn de zeespiegel 8m doet stijgen. Volgens Nasa is de zeespiegel tussen 1880 en 2013 in totaal 22,6 cm gestegen en als de geprojecteerde scenario’s werkelijkheid worden zal de zeespiegel 90 cm, mogelijks meer, stijgen tegen het einde van de 21ste eeuw.

NASA1

Een belangrijk aspect van de klimaatverandering is de verwachting dat het het weerpatroon veel grilliger wordt. Winters kunnen heel zacht worden of juist heel koud. Zomers kunnen heel warm worden of uitermate grillig. In elk geval zullen weerfenomenen heviger worden, met onvoorspelbare periodes van overvloedige regenval afgewisseld met periodes van grote droogte. Stormen kunnen zóveel regen produceren op korte termijn dat rivieren uit hun bedding kunnen treden. Droge periodes kunnen tot grondverschuivingen en -verzakkingen leiden, barsten en scheuren in muren, waardoor water later gemakkelijk kan binnen sijpelen. Voor erfgoeddepots is dit scenario een kwade droom.

Andere aspecten van klimaatverandering, zoals de stijging in temperatuur, verhogen de reactiesnelheid van chemische afbraakreacties in erfgoed, kunnen mede aanleiding geven tot een snellere schimmelontwikkeling en brengen andere soorten insekten in ons leefgebied.

Hoe vlug de klimaatverandering ons leefpatroon grondig zal veranderen staat nog niet vast. Zal het gradueel zijn of zal de verandering schoksgewijs verlopen? Hoe groot wordt de impact op de mens en hoe groot op zijn erfgoed. Indien de scenario’s die door het International Panel on Climate Change en Nasa naar voor worden geschoven, effectief bewaarheid worden zullen we geconfronteerd worden met de vraag in hoeverre we nog in staat zullen zijn om ons wereldwijd cultureel patrimonium te beschermen. Hoe moeten we dit aanpakken, zowel lokaal als internationaal? Zullen we een deel van ons patrimonium moeten opgeven om de belangrijkste sites en collecties te vrijwaren voor verlies? Waar kiezen we voor? Wie beslist hierover? Zullen we onze collecties wereldwijd moeten verspreiden om de risico’s van een volledig verlies te vermijden?

Het is dringend tijd dat we ook in Vlaanderen hier eens grondig over nadenken. Net zoals in de geneeskunde is preventief werken hier belangrijk. We hebben nog wat tijd maar we moeten die wel nuttig gebruiken. De kop in het zand steken is geen optie. Vroeg of laat valt het verdict. Aan ons om te beslissen of we hierin een inbreng willen hebben of niet.

Guy De Witte

Onze Sponsors

cami_nv_logo  truvue-weblogo

LOGO DE ZILVEREN PASSER

2

Net zoals voor “preventive conservation” heeft ICOM-CC een definitie opgesteld en goedgekeurd voor “remedial conservation”.

ICOM-CC definieert “remedial conservation” als volgt:

“all actions directly applied to an item or a group of items aimed at arresting current damaging processes or reinforcing their structure. These actions are only carried out when the items are in such fragile condition or deteriorating at such a rate, that they could be lost in a relatively short time. These actions sometimes modify the appearance of the items.”

Curatieve conservering wordt hier dus gedefinieerd als alle maatregelen die men treft aan een object of een groep objecten om schadelijke processen, die aan de gang zijn, te stoppen of om de structuur van deze objecten te verstevigen. Deze acties worden enkel uitgevoerd wanneer de objecten in zo’n kwetsbare toestand verkeren of zo vlug vervallen dat ze op korte termijn verloren kunnen gaan. Deze acties kunnen soms het uitzicht van objecten veranderen.

Als voorbeelden geeft ICOM-CC:

“Examples of remedial conservation are disinfestation of textiles, desalination of ceramics, de-acidification of paper, dehydration of archaeological materials, stabilization of corroded metals, consolidation of mural paintings, removing weeds from mosaics.”

Als voorbeelden van curatieve conservering worden de volgende behandelingen aangehaald: het behandelen van textiel tegen insecten, het ontzouten van keramiek, de ontzuring van papier, het drogen van archeologische materialen, het stabiliseren van gecorrodeerde metalen, het verstevigen van muurschilderingen, het verwijderen van onkruid op mozaieken. Deze lijst kan uiteraard verder aangevuld worden met talloze andere voorbeelden.

Wie kan aan curatieve conservering doen?

De verscheidenheid aan materialen en de complexiteit van de problemen die zich stellen vereisen een grondige kennis van materialen, processen van verval en interventietechnieken. Ofschoon er gemeenschappelijke elementen zijn vergt elk soort materiaal een specifieke aanpak. In de praktijk komt het er op neer dat curatieve conservering in de eerste plaats de taak is van conservator-restorers die een materiaalspecifieke opleiding genoten hebben.

In een aantal gevallen omvat de curatieve behandeling een aantal technische ingrepen waarbij niet-conservator-restorers kunnen assisteren. Dit is enkel en alleen mogelijk indien deze personen vooraf een grondige theoretische en praktische basisopleiding en omkadering hebben gekregen. Bovendien zullen deze personen enkel onder de directe begeleiding en toezicht mogen werken van een professioneel geschoolde conservator-restorer. De beslissing over welke behandelingen een object of een collectie mag of moet ondergaan zal steeds de bevoegdheid zijn van een conservator-restorer gespecialiseerd in de specifieke materie. De conservator-restorer blijft verantwoordelijk voor het uitstippelen van de behandeling, het uitgevoerde traject, de noodzakelijke omstandigheden, de toegepaste technieken en de gebruikte materialen.

Wat zijn de kosten voor curatieve conservering?

De kosten van curatieve conservering zullen afhankelijk zijn van diverse factoren waaronder: het aantal aangetaste objecten, de aard en de ernst van de aantasting, de benodigde infrastructuur, het feit of de behandeling wordt uitbesteed of in eigen beheer wordt uitgevoerd, de aard van de toegepaste technieken en gebruikte materialen.

Kan curatieve conservering in eigen beheer gebeuren?

Een instelling kan een curatieve conservering in eigen beheer uitvoeren wanneer aan de twee volgende eisen zijn voldaan: de uitvoering door een conservator-restorer en de aanwezigheid van de nodige infrastructuur.

Indien de instelling door omstandigheden niet over een conservator-restorer beschikt maar wel over de nodige infrastructuur kan ze een externe deskundige inhuren om de behandeling in eigen instelling te laten uitvoeren. Indien de instelling over een conservator-restorer beschikt maar niet over de infrastructuur, dan is het misschien mogelijk om deze in te huren voor de duur van de behandeling. Indien geen van beiden aanwezig zijn is men aangewezen op een externe partner en omgeving om de behandeling toe te passen.

Is het toepassen van een curatieve behandeling in eigen beheer een voordeel?

Het toepassen van de behandeling in eigen instelling heeft enkel een voordeel als aan beide bovengaande voorwaarden is voldaan. Het voordeel situeert zich in het feit dat men op elk ogenblik de controle behoudt over zijn collectie. Het betekent dat het object of de collectie niet moet vervoerd worden waardoor het risico van beschadiging door manipulatie en/of transport kleiner is. Ook het risico op vervreemding zou normaal gezien kleiner moeten zijn, alhoewel professionele conservator-restorers hier alle noodzakelijke maatregelen voor nemen.

Wat gebeurt er na de curatieve conservering?

Na de curatieve conservering volgt normaal gezien een aansluitende preventieve conservering. Deze is ook weer afhankelijk van diverse factoren: de huisvesting van het object of de collectie, de manier van bewaren, de aard van de objecten…

Als voorbeeld geven we het geval van een schimmelaantasting op meubelen ten gevolge van opstijgend vocht uit de grond. Deze oorzaak, die bouwkundig is, moet eerst worden aangepakt en verholpen vooraleer men er kan aan denken om het object of de collectie terug in deze ruimte te brengen. Indien zou blijken dat de toestand in de ruimte niet verbeterd is, ook na een ingreep, mogen de betrokken objecten niet meer terug op hun oude plaats gezet worden, maar zal men een nieuwe locatie moeten zoeken.

Het heeft geen zin om een behandeling te laten uitvoeren op een object of een collectie wanneer men deze, na behandeling, terug in identieke omstandigheden brengt waar het risico op een nieuwe aantasting voorspelbaar is.

Voorbeelden van curatieve conservering

Behandeling

Foto: behandeling papier (Guy De Witte)

CURCON paneel

Foto: ingreep op paneelschilderij (Bart Verbeke)

Naaien katern

Foto: vastzetten losse katern (Guy De Witte)

Schip

Foto: behandeld scheepswrak (Guy De Witte)

ONZE SPONSORS

cami_nv_logo   truvue-weblogo

LOGO DE ZILVEREN PASSER

 

Het begrip “conservation” werd door ICOM-CC verfijnd door het onder te verdelen in “preventive conservation”, “remedial conservation” en “restoration”. Vandaag gaan we verder in op de term “preventive conservation”.

ICOM-CC definieert “preventive conservation” als volgt:

“all measures and actions aimed at avoiding and minimizing future deterioration or loss. They are carried out within the context or on the surroundings of an item, but more often a group of items, whatever their age and condition. These measures and actions are indirect – they do not interfere with the materials and structures of the items. They do not modify their appearance.”

Preventieve conservering wordt dus gedefinieerd als alle maatregelen die men treft en acties die men onderneemt met het doel verder verval of verlies te vermijden of te beperken tot het minimum. Ze worden uitgevoerd binnen de context of op de onmiddellijke omgeving van een object of een groep objecten (collecties) ongeacht de ouderdom of de conditie ervan. Deze maatregelen en acties zijn indirect – ze interfereren niet met de samenstellende materialen en structuur van de objecten. Ze veroorzaken geen verandering in het uitzicht ervan.

Als voorbeelden geeft ICOM-CC:

“Examples of preventive conservation are appropriate measures and actions for registration, storage, handling, packing and transportation, security, environmental management (light, humidity, pollution and pest control), emergency planning, education of staff, public awareness, legal compliance.”

Als voorbeelden van preventieve conservering worden hier een aantal vereiste en geschikte maatregelen en acties aangehaald die verband houden met registratie, bewaren, manipuleren, verpakken en transporteren en beveiligen van collecties. Hieronder valt ook het beheer van bewaaromstandigheden (zoals licht, vochtigheid, pollutie en het in toom houden van dierlijke aanwezigheid), een calamiteitenplan, de vorming van personeel, de bewustmaking van het publiek en het beantwoorden aan wettelijke verplichtingen. De voorbeelden die hier worden aangehaald zijn exemplatief en niet limitatief.

Wie kan aan preventieve conservering doen?

In de praktijk komt het er op neer dat preventieve conservering een gedeelde verantwoordelijkheid is waarbij niet alleen beheerders, personeel en conservator-restorers betrokken zijn, maar ook onderzoekers, gebruikers, ontwerpers, architecten, ingenieurs, technisch personeel en het grote publiek. Beleidsmensen spelen eveneens een cruciale rol in het geheel omdat zij materiële en financiële steun kunnen verlenen om preventieve conservering mogelijk te maken.

Wat zijn de kosten voor preventieve conservering?

Dit hangt af van de genomen maatregelen. Sommige maatregelen kosten weinig of niets. Andere vragen een relatief grotere investering afhankelijk van de grootte van de collectie(s). De meest ingrijpende maatregelen die te maken hebben met de infrastructuur en het gebouw vragen over het algemeen een substantieel budget dat niet door iedereen kan geleverd worden zonder een bundeling van krachten.

Maatregelen die weinig of niets kosten

Bewustmaking van gebruikers hoeft weinig of niets te kosten. Een gebruiker advies geven in het omgaan met collectiestukken kan door een medewerker in een leeszaal of consultatiekamer gegeven worden. Waar nodig kan het ter beschikking stellen van handschoenen om de stukken te hanteren of een kussen om een object te ondersteunen reeds veel schade vermijden.

DSC01571

DSC01594

Maatregelen die een grotere investering vergen

Een goede manier om collectiestukken te bewaren is het verpakken ervan in zuurvrij materiaal. Zuurvrij papier en dozen moeten steeds in de volle dikte zuurvrij zijn en voor veel collectiestukken ook liefst gebufferd. Dozen moeten steeds aangepast zijn aan het soort object dat erin verpakt wordt. De kostprijs van een inpakproject zal onder andere afhangen van het aantal objecten in de collectie. We komen hier later nog op terug.

Flappendoos

Maatregelen die een grote tot zeer grote investering vragen

Hier gaat het onder andere over het gebruik van aangepaste vitrines en tentoonstellingskasten in een tentoonstelling of museum. Een ander voorbeeld is het inrichten van een geschikte depotruimte. Het depotmeubilair moet aangepast zijn aan de noden van de collecties, efficiënt zijn in gebruik en geen schade veroorzaken aan de objecten.

Ladenkasten

SPONSORS

cami_nv_logo  truvue-weblogo

LOGO DE ZILVEREN PASSER

 

1

Wie actief is in de wereld van de conservering moet onvermijdelijk taalvaardig genoeg zijn om de internationale publicaties te kunnen raadplegen. Veel van deze publicaties worden niet in het Engels en zeker niet in het Nederlands gepubliceerd. Dit betekent dat het belangrijk is dat er in internationale context een universele terminologie wordt gehanteerd.

Ofschoon in de laatste decennia in de verschillende talen een verwante terminologie werd gebruikt was het niet altijd duidelijk wat er precies onder deze begrippen begrepen werd. Dit gaf soms aanleiding tot verwarring en misverstanden, zaken die vooral duidelijk werden op internationale congressen en bij internationale contacten.

Om de verwarring aan aan banden te leggen stelde het Committee for Conservation van de International Council of Museums (ICOM-CC) een aantal termen voor die internationaal konden worden gebruikt. Deze terminologie werd op de 15de Driejaarlijkse Conferentie van ICOM-CC in Delhi (India) in 2008 door de aanwezige leden aangenomen en wordt nu in alle huidige contacten en literatuur gehanteerd. De terminologie werd goedgekeurd voor het Engels en het Frans en is ondertussen vertaald in het Spaans en tal van andere talen en geraakt stilaan ingeburgerd.

De algemene term “conservering” wordt door ICOM-CC gedefinieerd als:

all measures and actions aimed at safeguarding tangible cultural heritage while ensuring its accessibility to present and future generations. Conservation embraces preventive conservation, remedial conservation and restoration. All measures and actions should respect the significance and the physical properties of the cultural heritage item.”

Het komt er dus op neer dat “alle maatregelen en acties die genomen worden om fysiek cultureel erfgoed veilig te stellen met de bedoeling om de toegankelijkheid ervan voor de huidige en toekomstige generaties te vrijwaren” onder de noemer “conservering” kunnen gerangschikt worden.

Het algemene begrip “conservering” wordt onderverdeeld in 3 termen die elk een specifieke lading dekken.

  • Preventive conservation
  • Remedial conservation
  • Restoration

Bovendien moeten alle getroffen maatregelen rekening houden met de “betekenis” en de eigenschappen van het cultureel erfgoed. We komen hierop nog terug als we het hebben over de historische en materiële context van cultureel erfgoed.

In het Frans werden de volgende termen weerhouden:

  • Conservation préventive
  • Conservation curative
  • Restauration

In het Nederlands wordt dit vertaald naar:

  • Preventieve Conservering
  • Curatieve Conservering
  • Restauratie

Ook  het Duits, het Italiaans en het Spaans refereren naar een eenzelfde terminologie van "preventieve" en "curatieve" conservering.

Deze terminologie is te vergelijken met deze in de geneeskunde, waar eveneens een preventief luik en een curatief luik aanwezig zijn. In de geneeskunde is preventie een zaak van iedereen, terwijl het genezen of stabiliseren van processen een zaak is een zaak van specialisten. Dit onderscheid vinden we ook terug in de conservering. In ruime zin kan conservering beschouwd worden als gezondheidszorg voor cultureel erfgoed.

In een volgend bericht leggen we het verschil uit tussen preventieve conservering, curatieve conservering en restauratie aan de hand van voorbeelden en foto’s.

SPONSORS

cami_nv_logo     truvue-weblogo

LOGO DE ZILVEREN PASSER

1

Wie artikels over conservering van de laatste 20 jaren doorneemt wordt geconfronteerd met een waaier aan termen die te maken hebben met het bewaren van erfgoed. We willen proberen hierin klaarheid te brengen en zetten een aantal zaken op een rijtje.

Conservering versus conservatie

In Nederland worden de termen “preservering”, “conservering” en “restauratie” gebruikt om de verschillende facetten van het behoud van kunst en cultureel erfgoed te omschrijven.

In Vlaanderen worden sinds lang de termen “preservatie”, “conservatie” en “restauratie” gebruikt. De laatste jaren is er een evolutie naar het gebruik van de Nederlandse terminologie omdat deze gevolgd wordt door instellingen zoals Faro en de Vlaamse Erfgoedbibliotheek.

Het “Dikke Van Dale” woordenboek (2015) definieert “conservatie” als “bewaring, behoud, instandhouding” afgeleid van het Latijn “conservatio”. De term “conservering” is in het woordenboek niet opgenomen.

Het gebruik van de Vlaamse termen is dus taalkundig verantwoord. Deze termen zouden zijn afgeleid uit het Franse “préservation”, “conservation” en “restauration”, maar kunnen evengoed afgeleid zijn uit het Engelse “preservation”, “conservation” en “restoration”.

De Nederlandse terminologie leunt taalkundig aan bij het Duitse “Preservierung”, “Konservierung” en “Restaurierung”, al kiezen de Nederlanders in het laatste geval voor “restauratie” wat dan wel afwijkt van de brontaal. De Duitsers kennen ook nog de term “Konservation” die wel minder gebruikt wordt.

Voor onze blog hebben we geopteerd om de term “conservering” te gebruiken omdat we op die manier zowel Vlaanderen als Nederland kunnen bereiken. De term “conservatie” blijft echter een legitieme term die zonder problemen verder kan gebruikt worden.

cami_nv_logo  LOGO DE ZILVEREN PASSER

Welkom.

Het feit dat u dit leest geeft aan dat u betrokken bent en/of geïnteresseerd bent in het behoud van ons cultureel erfgoed. Onze site richt zich zowel naar mensen die meer willen weten over conservering vanuit professioneel oogpunt of uit persoonlijke interesse.

U vraagt zich misschien af "Waarom deze blog?". Er zijn al heel wat organisaties met een goede website rond het behoud en beheer van erfgoed. Denken  we maar aan Faro, de provincies en de Vlaamse Erfgoedbibliotheek. Waarom dan nog een extra blog?

Als lesgever aan de opleiding "Behoudsmedewerker Erfgoed" merk ik op dat er zowel bij leidinggevenden als medewerkers in het veld een blijvende vraag is naar het hoe en waarom van processen van verval, samenstelling van kunst of cultuurobjecten en evaluatie van materialen en technieken. Dit is ook de vraag die mij blijft bezig houden. Mijn bedoeling is dan ook om meer inzicht te geven in de achterliggende wetenschap en wetmatigheden die het behoud van erfgoed mee bepalen.

Gedurende de 25 jaar dat ik professioneel actief ben in het veld van de conservering heb ik me gerealiseerd dat het behoud van kunst en cultuurobjecten een zeer complexe materie is die te vergelijken is met een driedimensionaal bouwsel. Hierbij kunnen we alle facetten van conservering beschouwen als de horizontale vlakken, verticaal met elkaar verbonden door de pijlers van wetenschap zoals fysica, scheikunde, biologie, klimatologie en tal van andere disciplines die op elkaar inwerken en ingrijpen.

Conserveren is niet alleen een wetenschappelijke en technische discipline, het is ook een "kunst". Om goed te conserveren is empathie met een collectiestuk of gebouw onontbeerlijk. De feeling voor het object, zijn samenstelling, zijn geschiedenis, zijn eigenschappen zijn een conditio sine qua non om tot een goede conservering te komen. Een jongen van 7 voor wie ik ook één van zijn lievelingsboekjes herstelde, noemde mij zijn "boekendokter". Dit is een van de  mooiste complimenten die ik ooit gekregen heb. Zorgen voor cultureel erfgoed is zoals zorgen voor mensen. Het aanvoelen van de patiënt of het object overstijgt de noodzakelijke wetenschappelijke discipline. Conserveren is meer dan een beroep, het is een levenswijze.

Wie meer wil weten over mij kan eens kijken op "About me" of op www.dezilverenpasser.be 

 

SPONSORS

cami_nv_logo     LOGO DE ZILVEREN PASSER